Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen zeide David: Ik zal weldadigheid doen aan Hanun, den zoon van [4]Nahas, [5]gelijk als zijn vader weldadigheid aan mij gedaan heeft. Zo zond David heen, om hem door den [6]dienst zijner [7]knechten te troosten over zijn [8]vader. En de knechten van David kwamen in het land van de kinderen Ammons. 4. Hebreeuws, Nachas. 5. Wanneer en waarin dit geschied is, wordt in de Heilige Schrift niet vermeld. Het kan zijn dat hij gelijke weldadigheid aan David bewezen heeft ten tijde zijner ballingschap, gelijk de koning der Moabieten; 1 Sam.22:4. 6. Hebreeuws, hand. 7. Dat is, zijner officieren, of hovelingen, die hij als gezanten tot hem schikte. 8. Dat is, zijns vaders dood.